Rapport tussen wal en schip

Tussen wal en schip: wiskundig-didactisch onderwijsonderzoek in Nederland

Rapport Onderwijsonderzoekscommissie
Maart 2014

Samenvatting

In het najaar van 2012 heeft het bestuur van PWN een Onderwijsonderzoekscommissie (PWN-OOC) ingesteld die gevraagd wordt een inventarisatie uit te voeren van de stand van zaken van wiskundig-didactisch onderwijsonderzoek in Nederland, van fondsen en middelen voor wiskundig-didactisch onderwijsonderzoek, en van onderzoeksthema’s voor de toekomst, als ook om een voorstel te doen voor vervolgstappen ter bevordering van wiskundig-didactisch onderwijsonderzoek in Nederland.

PWN-OOC heeft zich beperkt tot wiskunde in het voortgezet onderwijs en heeft onderwijsonderzoek naar rekenen of in het primair of hoger onderwijs niet in haar werkzaamheden betrokken. Om de vraag naar de stand van zaken rond wiskundig-didactisch onderzoek te beantwoorden heeft PWN-OOC een email-enquête gehouden onder universiteiten en een informelere inventarisatie in het hbo uitgevoerd. De vragen van de enquête spitsen zich toe op de vaste formatie, projecten en financiering, en output (periode 2009-juni 2013). Het financieringslandschap is in kaart gebracht door eigen input en interviews. De onderzoeksthematieken zijn geïnventariseerd door onder andere input van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek en de Programmaraad Onderwijsonderzoek te bestuderen en in aanvulling daarop experts en betrokkenen te bevragen. De resultaten over de stand van het wiskundig-didactisch onderwijsonderzoek kunnen als volgt worden samengevat.

â–º In Nederland was op de peildatum juni 2013 bij universiteiten 7,0 fte beschikbaar voor wiskundig-didactisch onderwijsonderzoek, waarvan 4,6 fte tijdelijke staf en 2,4 fte vaste staf. Van de 2,4 vaste staf was 0,3 fte HGL en 0,4 fte UHD. Binnen de hogescholen is geen formatie voor wiskundig-didactisch onderwijsonderzoek.
â–º De onderzoeksoutput op dit terrein sinds 2009 omvat 272 publicaties, waarvan 105 als vakpublicatie te kenmerken zijn en de overige wetenschappelijk, waaronder 24 ISI-artikelen (in tijdschriften op de lijst van Thomson Reuters).
â–º De omvang van de lopende onderzoeksprojecten op de peildatum is 7,0 fte.

De resultaten wat betreft de financieringsmogelijkheden zijn dat het verwerven van middelen voor wiskundig-didactisch onderzoek uitermate moeilijk is. Zowel op nationaal als op internationaal niveau, en zowel in de publieke als in de private sector lijken de middelen terug te lopen. Bij de verdeling van de schaarse middelen lijkt onderwijsonderzoek in het algemeen niet vooraan te staan. Voor wiskundig-didactisch onderzoek in het bijzonder geldt dat het tussen wal en schip valt: voor bètafondsen is het onderzoek niet exact genoeg, terwijl het voor onderwijskundige bronnen weer te specifiek wiskundig van karakter is en te weinig algemeen onderwijskundig.

Ten aanzien van de onderzoeksthematieken voor de toekomst zijn thema’s onderscheiden in relatie tot wiskundige inhoud (21st century skills, curriculaire samenhang, en de taal van de wiskunde), thema’s over leren (van statistiek, van wiskundig redeneren, met educatieve software, motivatie) en over onderwijzen (ICT-gebruik, professionalisering van leraren, wiskundige denkactiviteiten, excellentie en differentiatie, het opleiden van wiskundeleraren).

Op basis van deze bevindingen concludeert de commissie dat de stand van zaken van het wiskundig-didactisch onderwijsonderzoek in Nederland zorgelijk is. De beschikbare formatie op de verschillende universiteiten is te beperkt. Met name de uiterst kleine vaste seniorformatie, bijvoorbeeld in de vorm van leerstoelen in de didactiek van de wiskunde, is aanleiding tot grote zorg. Hoewel de onderzoeksoutput, zowel op wetenschappelijk niveau als in de vorm van praktijkgerichte vakpublicaties, respectabel is, valt te vrezen dat deze de komende jaren gaat afnemen als gevolg van de afgenomen beschikbare onderzoeksformatie. Het aantal lopende onderzoeksprojecten is klein, terwijl de behoefte uit het onderwijsveld aan voeding en gefundeerde informatie groot is. Daar komt bij dat middelen voor wiskundig-didactisch onderwijsonderzoek onder druk staan.  De commissie doet het bestuur van PWN de volgende aanbevelingen voor vervolgstappen ter bevordering van wiskundig-didactisch onderwijsonderzoek in Nederland.

1. PWN treedt in overleg met bètafaculteiten in Nederland om de instelling van leerstoelen
wiskundedidactiek te bevorderen. Om een spreiding over Nederland en over de
verschillende typen universiteiten te garanderen, wordt in eerste instantie gedacht aan
een leerstoel bij een algemene universiteit en een bij een technische universiteit.
Tevens wordt versterking van de wiskundig-didactische community in de vorm van
UHD-formatie gestimuleerd.

2. PWN ondersteunt initiatieven ter bevordering van instelling van lectoraten wiskundedidactiek
aan een hbo-lerarenopleiding en aanvragen van promotieplaatsen met
betrekking tot wiskundig-didactisch onderzoek door docenten van hbo-lerarenopleidingen.

3. PWN treedt op als co-aanvrager op van onderzoeksvoorstellen op het terrein van
wiskundedidactiek, als mediator bij exacte fondsen voor wetenschappelijk onderzoek
en als belangenbehartiger van wiskunde bij algemene onderwijskundige fondsen.

4. PWN is actief als politieke lobbyist voor de zaak van het wiskundig-didactisch onderwijsonderzoek
als noodzakelijke voeding van onderwijsbeleid en lerarenopleiding.
Contacten met bijvoorbeeld onderwijswoordvoerders van kamerfracties zouden hieraan
vorm kunnen geven.

5. PWN stelt een permanente commissie onderwijsonderzoek in, die het bestuur ondersteunt
in en adviseert over de bovenstaande acties.

walenschip_voorkant_plaatje

Download hier het volledige rapport

Reacties zijn gesloten.